happen together (v) (coincide) | samenvallen (n) (v) (coincide) |
happen together (v) (coincide) | tegelijkertijd gebeuren (v) (coincide) |
happen together (v) (coincide) | terzelfder tijd gebeuren (v) (coincide) |
happen together (v) (coincide) | gelijktijdig plaatshebben (v) (coincide) |
happen together (v) (coincide) | tegelijk gebeuren (v) (coincide) |